De voor- en nadelen van de veganismehype
Tekst: Tristan Lof
Illustratie: Fleur Smits
Grofweg 170 duizend Nederlanders eten veganistisch (ProVeg, 2019). Dat komt neer op zo’n 1 procent van de bevolking. Dat lijkt heel weinig, maar als je het vergelijkt met twintig jaar geleden, toen er nog maar 16 duizend veganisten rondliepen in Nederland, is dat toch geen slechte score. Dat komt natuurlijk deels door de toename van de aandacht die wordt besteed aan dierenleed en klimaatverandering en door het grotere aanbod van veganistische restaurants en producten. De Vegan Junk Food Bar en de Vegetarische Slager zijn niet meer weg te denken in ons land. Genoeg reden voor een feestje dus, maar hangen er ook nadelen aan deze snelle trend?
Laat ik voorop stellen: natuurlijk is het prachtig dat veganisme door een steeds grotere groep mensen wordt omarmd. Het is nauwelijks voor te stellen, maar vóór 2010 bestonden er nog geen Vegetarische Slager, geen veganistische restaurants en geen plantaardige Zweedse balletjes in de IKEA. Je moest het vooral doen met tofu en tempé. Nu is er keuze te over; maar liefst 75 procent van alle restaurants bieden veganistische gerechten aan (al moet je er soms een beetje moeite voor doen) en 2 procent is volledig plantaardig (ZiN). Een toename aan keuzemogelijkheden werkt als een vicieuze cirkel; hoe meer supermarkten en restaurants veganistische opties aanbieden, hoe meer mensen veganistisch zullen eten, hoe groter de vraag en hoe meer opties erbij zullen komen. Als deze trend doorzet, zou in 2038 maar liefst 10 procent geheel plantaardig eten en in 2058 zou iedereen veganist zijn.
Toch verwacht ik niet dat dit zo snel zal gaan. Dit komt door een fenomeen dat ik ‘verhipping’ noem. Een veganistische levensstijl is namelijk vaak alleen weggelegd voor mensen met een dikke portemonnee. Een scharrel kipfilet bij de Albert Heijn kost bijvoorbeeld nog geeneens 11,86 euro per kilo, terwijl de veganistische variant van Vivera (een van de goedkoopste merken) al 19,94 euro per kilo kost, dat is bijna twee keer zo veel (Albert Heijn). Kijk op het menu van de Vegan Junk Food Bar en je merkt al gauw dat dit restaurant zich niet richt op vuilnismannen en verpleegsters. Geen wonder dat mensen veganisme in verband brengen met een dure levensstijl en het daarom al gauw zien als iets elitairs§. Veganisme is iets voor de yuppen§ in de Pijp (helaas moet ik bekennen dat ik daar ook woon) en daar willen ze niks mee te maken hebben. Het is dan ook niet gek dat veel mensen die het niet breed hebben, of zich aan de rechterkant van het politieke spectrum§ bevinden, zich zullen afzetten tegen alles wat met veganisme te maken heeft. Alleen al om het feit dat het hip, links en elitair is.
Dat veganisme duur zou zijn is een van de grootste misverstanden. Een plantaardige levensstijl is eigenlijk de goedkoopste die er is. Niet voor niets zijn de keukens in lageloonlanden, denk bijvoorbeeld aan India, Taiwan of Ethiopië, voornamelijk gebaseerd op plantaardige ingrediënten (Thrillist, 2023). Tot voor kort was vlees zelfs in Nederland alleen nog weggelegd voor de rijken; rond 1950 aten mensen gemiddeld 17 kilo vlees per jaar. Tegenwoordig is vlees een stuk toegankelijker en consumeren we maar liefst 40 kilo (Voedingscentrum)! Dat komt omdat sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog miljarden aan subsidies§ in de bio-industrie worden gepompt. Elk jaar gaat maar liefst 30 miljard euro vanuit de Europese Unie naar de veehouderij. Dat is een vijfde van het totale budget (ProVeg, 2022)! Daarvan wordt alleen al 60 miljoen euro apart gelegd voor promotiecampagnes§ om mensen aan te sporen om meer vlees en zuivel te consumeren. Daarbij moet je je bedenken dat een groot deel van de akkerbouw uiteindelijk terechtkomt in veevoer, waardoor je er grofweg 20 miljard euro bij kan optellen (KlimaatHelpdesk). Al met al ontvangt de bio-industrie duizend keer zoveel subsidie als de eiwittransitie§. Niet gek dat een kipfilet waar een levend dier voor is gestorven veel goedkoper is dan een net zo lekkere kip gemaakt van soja. Dan heb ik het nog geeneens gehad over de kosten die klimaatverandering en milieuvervuiling veroorzaken; alleen al voor het stikstofprobleem trekt de Nederlandse overheid 31 miljard euro uit (Rijksoverheid.nl, 2022). Kort samengevat: dierlijke producten lijken goedkoper, maar ze zijn eigenlijk peperduur.
Door de kunstmatig hoge prijzen van veganistische producten blijven veel mensen dus uit de buurt van de Vegetarische Slager of de Vegan Junk Food Bar. Natuurlijk, goedkoop veganistisch eten is zeker mogelijk als je goed zoekt of alleen groenten en peulvruchten eet, maar aangezien dat meer moeite vergt en het imago van veganisme een duur karakter heeft, zal het gezien blijven worden als iets dat alleen is weggelegd voor de elite. Elke veganist kent vast het scenario waarbij een vriend of kennis niks te maken wil hebben met je veganistische appeltaart wanneer ze horen dat er geen eieren in zitten, terwijl ze daarvoor nog lekker zaten te smikkelen van je creatie. Mensen verafschuwen veganisme niet omdat het vies is (vaak merken ze geeneens dat het veganistisch is), maar door het hippe imago dat eromheen hangt. Veganisme wordt, naast een stevig prijskaartje, namelijk ook in verband gebracht met gezondheid of natuurlijkheid. Als ik vertel dat ik dat stuk cake helaas niet eet omdat er eieren in zitten, krijg ik vaak te horen dat het echt alleen maar natuurlijke ingrediënten bevat. Als ik vertel dat ik wel vleesalternatieven of veganistische taart eet, krijg ik het verwijt dat ook dat niet zo gezond is. Dat ik veganist ben omdat ik geen dieren wil schaden, komt vaak geeneens bij ze op.
Veganistische producten kunnen zeker natuurlijk en gezond zijn en daar is ook helemaal niks mis mee, maar dat is vaak niet de reden waarom mensen ervoor kiezen. Het is niet heel gek dat mensen deze eigenschappen wel in verband brengen met veganisme, omdat de groep mensen die zich plantaardige producten kan veroorloven ook vaak de mogelijkheid heeft om te kiezen voor biologische en gezonde voeding. Iemand die moet rondkomen van een bijstandsuitkering§ zal zich niet gauw bekommeren om het feit dat haar koekjes wel of geen natuurlijke ingrediënten bevatten. Dit stigma is niet alleen jammer omdat hierdoor de hoofdzakelijke principes van het veganisme, namelijk dierenwelzijn en klimaat, naar de achtergrond verdwijnen, maar ook omdat een grotere groep mensen zich hardnekkig blijft verzetten tegen plantaardige eiwitten. Veganisten vormen niet voor niets de meest gehate groep in de samenleving, alleen drugsverslaafden doen het nog slechter (De Correspondent, 2022). Daarbij helpt het ook niet dat hypes vaak vluchtig zijn. Wat als veganistische restaurants net zo snel verdwijnen als Skoebidoe en Tamagotchi (al verwacht ik niet dat het zo snel zal lopen)?
Kortom, willen we dat veganisme meer wordt dan een trend voor hoogopgeleide linkse stedelingen, dan zullen we iets moeten doen aan het imago. Dat is natuurlijk vooral een taak voor de overheid. Ten eerste moet de subsidie naar de bio-industrie stoppen en moet al dat geld (en liever meer) worden gestoken in de eiwittransitie. Plantaardige opties moeten niet alleen even duur worden als dierlijke varianten, maar nog veel goedkoper! Op deze manier zal veganisme in verband worden gebracht met iets dat de hele bevolking aangaat, ook degene met een kleine portemonnee. Hierdoor zullen restaurants zich vanzelf gaan richten op andere groepen dan yuppen, aangezien ook die groepen nu meer bereid zullen zijn om veganistisch te eten. Maar zelf kunnen we ook wat doen, door bijvoorbeeld uit te leggen dat veganisme niet hoofdzakelijk draait om gezondheid en natuurlijkheid, maar ook om dierenwelzijn en klimaat. We mogen best af en toe erkennen dat veganistische taart ook ongezond mag zijn en dat vleesvervangers ook niet geheel natuurlijk zijn. Ook veganisten mogen genieten! Als je plantaardig kookt, maak dan geen blauwe burger of patat met groene mayonaise, maar maak een lekkere Indiase curry of een oer-Hollandse stamppot. Hiermee laten we zien dat veganisme voor iedereen is. Zolang een plantaardige levensstijl de hippe linkse kringen niet kan ontsnappen, zullen we nooit een diervriendelijke wereld kunnen creëren.