Speciesisme: discriminatie op basis van diersoort

Een vergelijking met seksisme en racisme

Opiniestuk door Joep Horbach, oud-bestuurslid

Speciesisme: het discrimineren van individuen enkel op basis van de soort waartoe ze behoren. Geopperd door schrijver en psycholoog Richard D. Ryder en populair gemaakt onder de dierenrechtenbeweging door ethisch filosoof Peter Singer, is de term in het leven geroepen om de immoraliteit van ons gedrag tegenover andere diersoorten aan te wijzen. We leven namelijk, zo argumenteren zij, in een wereld die volop discrimineert op basis van soort. We experimenteren op niet-menselijke dieren omdat we het minder erg vinden als zij pijn hebben, dan als wij mensen dat hebben. We laten onvoorstelbare hoeveelheden niet-menselijke dieren opgroeien als product in een industrie zodat mensen kunnen genieten van een eitje in de morgen en een steak in de avond; een praktijk die we zouden verafschuwen als mensen (ook een diersoort) de slachtoffers waren. We discrimineren dus op basis van soort: speciesisme.

Toch slaat de term niet helemaal aan. 47 jaar nadat de term voor het eerst geïntroduceerd werd, zullen de meeste mensen het nog steeds voor het eerst horen. De term heeft decennia lang moeite gehad om serieus genomen te worden en dus ook om verspreid te worden. Discriminatie op basis van diersoort klinkt voor velen als iets lachwekkends. Zou het tegengaan van zulke discriminatie immers betekenen dat we koeien stemrecht moeten geven? Of dat varkens naar school moeten gaan tot hun achttiende? Volledig absurd natuurlijk. Hoewel begrijpelijk, tonen deze reacties een verkeerd begrip van de term speciesisme. Het is een denkfout die ook bij verwante termen seksisme en racisme vaak gemaakt wordt. Om duidelijk te maken waar ik op doel, zullen we eerst even naar deze bekendere soortgelijke termen moeten kijken.

“We kunnen iets pas echt veroordelen als seksisme, als het geslacht van de persoon in kwestie zelf als argument wordt gebruikt.”

Seksisme: het discrimineren van individuen enkel op basis van de sekse waartoe ze behoren. Het belangrijke hier is dat de constatering dat er (soms grote) gemiddelde verschillen bestaan tussen de seksen niet automatisch seksisme is. Ook discriminatie aan de hand van eigenschappen die vaker bij de ene sekse voorkomen dan bij de ander is geen seksisme als deze eigenschappen relevant zijn. We kunnen iets pas echt veroordelen als seksisme, als het geslacht van de persoon in kwestie zelf als argument wordt gebruikt. Bijvoorbeeld: Als een vrouw bij een sollicitatie wordt verkozen boven een man omdat zij een vrouw is, dan is dat seksisme. Als een vrouw bij een sollicitatie wordt verkozen boven een man omdat zij geschikter is voor de positie vanwege een eigenschap die gemiddeld vaker bij vrouwen voorkomt, dan is dat geen seksisme. Ook niet als dat ertoe leidt dat 80% van de werknemers van dat bedrijf vrouw zijn. In het eerste geval werd het geslacht gebruikt als criterium terwijl dat niet relevant is. In het tweede geval werd een relevante eigenschap gebruikt als criterium en hoewel vrouwen het vaker hebben, zou in een geval waar een mannelijke kandidaat het toevallig heeft en een vrouwelijke kandidaat niet, de man verkozen worden.

Het is een fout die vaak gemaakt wordt. Aan de progressieve kant van het politieke spectrum wordt een scheve man/vrouw-verhouding al gauw seksistisch genoemd, zonder eerst zorgvuldig te analyseren of het niet ook kan liggen aan bijvoorbeeld gemiddelde verschillen in interesse en kwaliteiten tussen de geslachten. Aan de conservatieve kant van het politieke spectrum worden gemiddelde verschillen tussen de geslachten al snel gebruikt als argument om te verdedigen dat het niet seksistisch is om in dat geval te discrimineren op basis van geslacht. In het eerste geval worden dingen te snel seksistisch genoemd voordat er zekerheid is dat het geslacht zelf de reden is van de scheve verhouding en niet een bijbehorende relevante eigenschap. In het tweede geval wordt vergeten dat óók bij gemiddelde verschillen, je nog steeds naar de eigenschap zelf moet kijken en niet naar het geslacht, omdat individuen ver kunnen afwijken van dat gemiddelde.

Racisme: het discrimineren van individuen enkel op basis van het ‘ras’ waartoe ze behoren. Ras staat hier tussen aanhalingstekens, omdat het een niet goed afgebakend begrip is. In de praktijk wordt hier vooral huidskleur en afkomst mee bedoeld. Met deze bedoeling zal ik daarom ook het woord ras gebruiken. In het geval van ras, is er een belangrijk verschil met geslacht (en al helemaal met diersoort). De gemiddelde verschillen tussen twee ‘rassen’ zijn, los van uiterlijke kenmerken, namelijk zeer klein. Toch geldt ook hier dat we iets enkel racisme kunnen noemen als we zeker zijn dat ras de reden van de discriminatie is. Als een bedrijf bijvoorbeeld enkel hoogopgeleide mensen wil aannemen en dit ertoe leidt dat vooral blanken aangenomen worden, dan is dat geen racisme. Het laat wellicht een probleem zien in het onderwijs en de integratie waar de overheid iets aan zou moeten doen, maar het bedrijf zelf handelt hier niet op een racistische wijze. Ze nemen de mensen immers niet aan omdat ze blank zijn. Ze nemen ze aan vanwege een kenmerk die voor hen relevant is: de opleiding.

"Net als dat pleiten tegen seksisme niet betekent dat je de gemiddelde verschillen tussen de seksen ontkent, betekent pleiten tegen speciesisme ook niet dat je claimt dat diersoorten in alle opzichten gelijk aan elkaar zijn.”

Nu we een duidelijk beeld hebben van de bekende begrippen seksisme en racisme, waarvan we hopelijk weten dat ze zeer schadelijk zijn, kunnen we terug naar het helaas minder bekende begrip: speciesisme. Net als dat pleiten tegen seksisme niet betekent dat je de gemiddelde verschillen tussen de seksen ontkent, betekent pleiten tegen speciesisme ook niet dat je claimt dat diersoorten in alle opzichten gelijk aan elkaar zijn. Als ik een koe het stemrecht ontneem, is dat dus ook niet speciesistisch. Ik zeg in dat geval namelijk niet dat dit wezen niet mag stemmen, omdat het wezen een koe is. Ik zeg dat dit wezen niet mag stemmen, omdat het niet de eigenschappen bezit die nodig zijn om de politiek te kunnen begrijpen en een weloverwogen keuze te maken. Omdat er nog nooit een koe is gevonden waarbij er een hint is dat dat wel het geval zou zijn, hoeven we het ook niet per individuele koe te overwegen. Belangrijk is dat het om die relevante eigenschappen gaat en niet om de soort. Daarnaast moet er gerealiseerd worden dat ook bij mensen met een zware mentale handicap het stemrecht wordt ontnomen om dezelfde reden.

Als het gaat om leed, echter, kunnen we niet een soortgelijk argument naar voren brengen. Neem pijnlijke medische experimenten op ratten als voorbeeld. Op basis van welke relevante eigenschappen concluderen wij dat het te rechtvaardigen is om met deze ratten te doen wat we bij mensen nooit zouden goedkeuren? Het voelen van pijn? Het ervaren van angst en stress? De wens naar vrijheid? De wens om niet te sterven? Alle eigenschappen die we zouden kunnen bedenken die in dat geval relevant zijn, zijn ook terug te vinden in ratten. Het enige argument dat overblijft om dergelijke praktijken wel te verdedigen bij deze andere diersoorten is het feit dat het geen mensen zijn. Dát is speciesisme.

Vaak wordt de intelligentie gebruikt als eigenschap waarin wij als mensen ons onderscheiden van andere diersoorten en is dat de reden dat ons leed belangrijker is. Los van het feit dat het vrijwel onmogelijk is om te beargumenteren dat intelligentie relevant is als eigenschap als het gaat om het recht om niet te lijden (we denken immers ook niet dat het leed van een wetenschapper belangrijker is dan dat van iemand met een laag IQ), wordt hier ook dezelfde fout gemaakt die sommige conservatieven maken als het gaat over geslacht: een gemiddeld verschil betekent niet dat ieder individu daaraan voldoet. Als je echt enkel zou kijken naar intelligentie, zou je ook moeten erkennen dat veel niet-menselijke dieren cognitief verder ontwikkeld zijn dan de gemiddelde menselijke pasgeboren baby en zouden ook deze baby’s dus gebruikt mogen worden voor pijnlijke medische experimenten en zou hun vlees gebruikt mogen worden als voeding. Het feit dat dit onacceptabel klinkt, geeft aan dat het ons niet gaat om hun intelligentie. Het gaat ons om het feit dat ze bij de menselijke soort behoren. Dát is speciesisme.

Stel jezelf nu de vraag welke eigenschappen van mensen ervoor zorgen dat we het onverdedigbaar achten om ze in gevangenschap te laten opgroeien, ze geforceerd te bevruchten, de melk van de vrouwen af te nemen, en ze op jonge leeftijd te doden voor hun vlees. Stel jezelf de vraag welke eigenschappen van mensen ervoor zorgen dat we het onverdedigbaar achten om ze met netten het water in te slepen, ze te laten verdrinken om daarna hun lichamen te kunnen eten. Vraag jezelf eens goed af waarom de veehouderij en de visserij zo afschuwelijk zouden zijn als mensen de slachtoffers waren. Is het de pijn? De angst? De stress? De wens naar vrijheid? De wens om te leven? Vraag jezelf vervolgens af of koeien, varkens, kippen en vissen deze eigenschappen ook hebben. Alles wat we van ze weten, wijst erop van wel. Het enige argument dat overblijft, is het feit dat het geen mensen zijn. Dát is speciesisme.