Chap, where's my country?
Column n.a.v. het Brexit referendum, door Sebastiaan Wolswinkel
“If this is right, Theresa May hasn’t got the massive support from the country she was hoping to get, to allow her to do whatever it is she wanted to do, which she never told us.”
Schitterende woorden van nieuwscommentator David Dimbleby bij het zien van de exit poll van de Britse verkiezingen op 8 juni. De uitslag was inderdaad in strijd met May’s verwaande verwachtingen. Van de enorme overwinning waar ze op gerekend had, en die het districtenstelsel in het Verenigd Koninkrijk mogelijk maakt, was geen sprake. Sterker nog, de volgende dag werd de voorspelling bevestigd dat geen enkele partij een absolute meerderheid had. De verkiezingen, die een chaotische campagnetijd en ontbinding van het parlement betekenden, hadden vervolgens tot meer “kracht en stabiliteit” moeten leiden – net op tijd voor het begin van de Brexit-onderhandelingen met Brussel. Het tegenoverstelde is gebeurd, en daarmee is het uitroepen van deze verkiezingen de grootste miscalculatie in de Britse politiek sinds de referendumbelofte waarmee David Cameron de verkiezingen in 2015 naar zich toe trok. Dat is inderdaad niet lang geleden. Mijn moederland verkeert in chaos.
Om dit debacle grondig te ontleden, moeten we terug naar het opstellen van de Magna Carta in 1215, maar dat gaan we niet doen. We kunnen ook beginnen in de late dertiger jaren van de afgelopen eeuw, toen begon te blijken dat het verdrag van Versailles geen handige manier was geweest om een wereldoorlog af te ronden, en de intenties voor het verenigen van Europa die daarom snel na de Tweede Wereldoorlog ontstonden. Ook dat doen we niet. Zelfs aan het toetreden van het VK tot de EEC in 1973, en het referendum van 1975 waarin de Britten de kans kregen om goed te keuren wat al gebeurd was, wijden wij weinig woorden.
Sterker nog, ik begin post-Brexit referendum. Zowat alle politici die niet primair bekend stonden om hun lachwekkendheid hadden wekenlang het land rondgereisd om burgers te overtuigen dat één van de twee opties die ze voorgeschoteld hadden gekregen tot grote problemen zou leiden, maar ze hadden te weinig nadruk gelegd op het feit dat bananen best krom mogen zijn wat Brussel betreft, en dat Groot-Brittannië geen deel van Shengen is en reeds grensbewaking had. Het Britse volk had daarop gereageerd door de eerste ‘f*ck you’ die het zogenaamde politieke establishment in 2016 te verduren kreeg. David Cameron gaf toe dat hij als Bremainer niet juiste persoon was om het land verder te besturen, en maakte plaats voor Theresa May – een Bremainer.
Toen volgde een ongelooflijke transformatie, aangedreven door opportunisme en een ongezond hechte band tussen de conservatieven en zekere mediamagnaten waarvan ons land gelukkig geen equivalenten kent. Onder het mom van de betekenisloze leus, “Brexit means Brexit,” werd eenieder die kritische vragen durfde te stellen over leugens die de uitslag hadden beïnvloed of het proces dat zou volgen belast als vijand van de democratie. Het kabinet van May besloot het resultaat te interpreteren als een wens om de Europese Economische Ruimte te verlaten. Dat kwam neer op een aanname dat minder dan 4% van mensen die voor Brexit stemden binnen de EER wilden blijven. Ze probeerden het parlement te omzeilen, en jaagden woede over een onafhankelijke rechterlijke macht aan toen de supreme court erop wees dat beide huizen – lager en hoger – inspraak dienden te hebben. Dit terwijl het overgrote merendeel van de oppositie allang had aangegeven de wensen van het volk te honoreren. “Hoe durven lords, die niet verkozen zijn, hun taak serieus te nemen,” jammerde May, de niet verkozen premier. Het parlement diende niet te worden betrokken, zo beweerde het kabinet tijdens het debat – begin februari – waar rechters hen toe hadden gedwongen, want dan zou informatie vrijkomen over de onderhandelingsstrategie, en dat zou in Brussel gehoord worden en tegen hen kunnen worden gebruikt. Dezelfde redenering werd gebruikt om te argumenteren dat het parlement niet eens op de hoogte zou moeten worden gehouden. Parlementariërs zouden via de media mee kunnen krijgen wat er gaande is, net als het volk. Zelfs ministers klaagden dat zij nauwelijks geïnformeerd werden.
If I no longer give you the benefit of my judgment and simply follow your orders, I am not serving you; I am betraying you.
May weigerde inzicht te geven in de intenties van haar en de weinige collega’s die nog iets te zeggen hadden binnen haar kabinet. Het bleef vooral bij “Brexit means Brexit.” Op gegeven moment ging ze zo ver om te specificeren dat ze een “red, white and blue Brexit” voor ogen had, maar dat was het. Één ding beloofde ze wel: het land had stabiliteit nodig, en er zouden dus geen verkiezingen komen.
Toen op 18 april een lessenaar voor nr. 10 (de woning van de premier) verscheen die was gedecoreerd voor een aankondiging namens de conservatives, niet namens het hoofd van de Britse regering, waren speculaties over een verbroken belofte gelijk geloofwaardig. “We hebben meer stabiliteit nodig dan een absolute meerderheid mij geeft,” kondigde ze vrij letterlijk aan. Het was duidelijk dat deze verkiezingen een formaliteit zouden zijn. Theresa May’s populariteit was enorm: de voormalige remainer die tot bekering was gekomen, omdat ze niets liever wilde dan de wil van het volk uitvoeren; die de conservatieve MP’s had weten te verenigen na het polariserende referendum en de oppositie klein had gekregen – een voorproefje van wat ze in Brussel zou doen, met de Duitse autofabrikanten als bondgenoten, die namelijk bijna geheel van export naar Groot-Brittannië afhankelijk bleken te zijn. De markt was ook verrassend stabiel gebleven. May had profijt van de doemscenario’s waarmee hyperbolische remainers het volk hadden overspoeld, omdat het nu deels aan haar te wijden leek dat deze niet waren uitgekomen. Het uitroepen van verkiezingen was een meesterlijke zet, want niemand in de oppositie zou zo stom zijn om erop te wijzen dat ze hiermee een belofte had gebroken, en daarmee de indruk geven dat ze niet dankbaar waren voor deze kans om kiezers te overtuigen. Natuurlijk moesten andere partijen de indruk wekken dat ze deze kans omarmden, maar deden ze dat niet.
De Scottish Nationalists hadden in 2015 een ongelooflijke vijfenvijftig van zesenvijftig zetels in Schotland gewonnen, dus die konden alleen maar verliezen, en Labour zat vast aan Jeremy Corbyn als leider, een vegetarische pacifistische socialist die door de sensatiepers tot IRA-sympatisant gelieerd aan Hamas was gemaakt, en die niet eens het vertrouwen van zijn eigen partij genoot. Dat tweede was gedeeltelijk waar. Gevestigde partijlieden die groot waren geworden in het New Labour-tijdperk van Tony Blair en Gordon Brown hadden meerdere malen geprobeerd om van hem af te komen. Na afloop van het referendum stapten 23 van de 31 shadow ministers op – prominente MP’s wiens portefeuille overeenkomt met één van de ministeries. Later die zomer nam Corbyn het controversiële besluit om te pleiten tegen het vernieuwen van Trident, de Britse kernwapens. Zijn MP’s keerden zich tegen hem, en hij verloor een vote of no confidence overtuigend. Zijn MP’s weigerden ook hem te nomineren voor de verkiezing tot partijleider, maar de NEC (National Executive Committee) besloot dat de uitgedaagde leider automatisch recht had om mee te doen. Wel legden ze beperkingen op welke leden mochten stemmen, omdat er een indruk was dat Corbyn de vorige verkiezingen had gewonnen doordat mensen in grote getale tijdelijk partijlid waren geworden om Labour te saboteren. In september 2016 won Corbyn met 62% van de stemmen. Zijn leden hadden nog volle vertrouwen in hun leider. Sommige partijprominenten legden zich neer bij het resultaat, maar anderen keken met genoegen uit naar aankomende by-elections (tussentijdse verkiezingen in gebieden waar het parlementslid vroegtijdig is opgestapt) waar een verlies door Labour onder Corbyn waarschijnlijk leek, en zijn positie nog verder zou verzwakken. Één van de twee, Copeland, was inderdaad voor het eerst sinds 1935 door de Tories gewonnen toen May de verkiezingen uitriep. Labour zou geen weerstand kunnen bieden, en May kon rekenen op zo’n grote meerderheid dat weerstand hopeloos zou zijn, ook voor partijgenoten. Ze probeerde ook niet te verbergen dat het haar daar om te doen was. Toen ze de verkiezingen uitriep, zei ze letterlijk, “there should be unity in Westminster, but instead there is division,” waarmee ze meteen mensen verder verdeelde in zij die het jammer vinden als hun premier niet begrijpt hoe democratie werkt, en zij die masochistisch genoeg zijn om geen inspraak te willen.
De eerste paar weken hadden de Tories niet door dat er iets mis was. De duizenden mensen die naar Corbyn’s rallies kwamen vielen niet op, en zijn populariteit onder jongeren was niet bepaald beangstigend. Verkiezingen gaan tenslotte om stemmers, niet stemgerechtigden. Het was de mensen uitgelegd dat Labour’s ideeën niet serieus te nemen waren – dat je alleen zou voorstellen dat verpleegsters een loon verdienen waar ze van kunnen leven als je denkt dat er een “magic money tree” is om het te financieren – en dus bleef er maar één partij over die hoe dan ook voor Brexit zou gaan. Het was niet de eerste keer dat een vrouwelijk lid van het establishment verkiezingen helemaal om haar liet draaien, overtuigd dat ze zo korte metten zou maken met een populist die grote groepen mensen wist te enthousiasmeren door zijn integriteit, openheid en oprechtheid. Clinton had haar kunnen waarschuwen, ‘Hij doet me een beetje aan Bernie denken, en jullie hebben een minder rijke traditie van corruptie om hem de mond te snoeren.” Clinton zou gelijk hebben gehad. De Britse media is zeer neutraal tijdens campagneperiode, en dat gaf Corbyn kansen om zijn verhaal over te brengen, die hij maar al te graag benutte. Ondertussen was May onzichtbaar. #wherestheresa deed het goed.
Op 3 mei werd duidelijk dat het tij gekeerd moest worden, en haalde Theresa uit naar Brusselse politici, door te beweren dat zij probeerden de verkiezingen te verstoren. Zelfs the Guardian, weliswaar een linkse krant, maar zeer objectief en respectvol van de neutraliteitsregels die tijdens campagne gelden, noemde de beweringen “extraordinary”. De beschuldiging kwam nadat Juncker had laten weten een heel moeilijk gesprek met haar te hebben gehad in nr. 10.
De Labour manifesto, met begroting, werd positief ontvangen. De Torie manifesto, zonder begroting, schrok veel oude kiezers af en maakte duidelijk dat de conservatives hadden ingeschat dat hun stemmen een gegeven waren. Het werd niet beter toen prominente conservatives toegaven dat zij hier commentaar over zouden hebben gehad als hen inspraak was gegeven, en slechter toen May de plannen aanpaste op basis van populariteit, en vervolgens beweerde dat er niets veranderd was. Corbyn bleek een relateerbaar persoon, die zich al decennia lang zonder enige behoefte aan waardering inzet voor een betere wereld. May bleek stil te vallen bij vragen waarop het politiek tactische antwoord niet meteen in haar opkwam.
I don’t think I’m similar to any of the characters in Harry Potter, but they are a great read for adults as well as for children.
Corbyn klom steeds verder omhoog in de polls, en May zakte. Van de overweldigende 24 punten verschil waarmee de partijen begonnen bleef weinig over. Twee terroristische aanslagen, in Manchester en London, leken dat proces te zullen keren. Conservatieven zijn in de perceptie altijd sterker geweest op het gebied van law and order, en Corbyn’s pacifistische neigingen en principiële bezwaren tegen shoot-to-kill waren altijd al zwakke punten geweest voor de Labourcampagne. Toch was er ook veel kritiek op de conservatieven, onder wie het aantal agenten afgelopen jaren landelijk met 20.000 is afgenomen. May’s bereidheid om mensenrechten te schenden om harder op te kunnen treden tegen terroristen was voor sommigen een valide alternatief, maar gelukkig niet voor iedereen.
Op de dag van de verkiezingen leek het niet rooskleurig voor de Corbynites. Hoewel een redelijke opkomst van de jeugd niet onvoorstelbaar was, gegeven hoeveel spijt de groep had van hun afwezigheid bij Brexit referendum, en hoe weinig trek ze hadden in een groter schuldgevoel, betekende het bijna gelijke percentage stemmers weinig. Het districtenstelsel kon Labour nog steeds de nek omdraaien. Zij zouden stemmen delen met LibDems, Greens en de landelijke partijen van Schotland en Wales, terwijl de Tories vooral stemmers uitwisselen met de UK Indepedence Party, en daar was duidelijk nauwelijks iets van over. Het volk was UKIP dankbaar voor Brexit, maar beschouwden hun stukje in de politieke geschiedenis daarmee afgehandeld. De grote hoop was dat Theresa’s meerderheid minder dan 30 zou stijgen. Dat zou dermate slecht zijn ten opzichte van de verwachtingen op basis waarvan ze haar geen-verkiezingsbelofte had gebroken, zou de verkiezingen zo’n gedoe voor bijna niets maken, dat prominente conservatives hun messen zouden slijpen. De bookies gaven een “Et tu, Boris?”-moment een kans van 50 op 1.
En toen dus die exit poll waar David Dimbleby zo verbouwereerd over was. Maar meer dan dat: 72% van de jongeren bleek te hebben gestemd, ten opzichte van 69% van alle stemgerechtigden. Labour won Kensington, het gebied in London waar de vele musea te vinden zijn, en de rijkste constituency van het land. Sinds de Tweede Wereldoorlog is stemmen toename voor Labour nog nooit zo groot geweest. Ze hebben jong en oud verenigd; arm en rijk. Er is geen regio in het land meer die er hopeloos uitziet voor Labour. Vooral het totaalbeeld was opvallend prachtig – de conservatives zijn hun meerderheid kwijt. Er zal geluisterd moeten worden.
Helaas duurde de euforie niet al te lang. May kreeg toestemming van de koningin om een regering te vormen, en kijkt daarvoor naar de DUP, de Democratic Unionist Party van Noord-Ierland. Een restant van een protestantse extremistische beweging, bestaande uit klimaatsceptici en tegenstanders van LHBT-rechten, ten opzichte van wie de regering in Westminster neutraal zou moeten zijn volgens de Good Friday Agreement die zorgde voor een eind aan dertig jaar semi-burgeroorlog in Noord-Ierland. May heeft zich nu van hun steun afhankelijk gesteld voor haar meerderheid, en daarmee de grootste miscalculatie gemaakt in de Britse politiek sinds het uitroepen van de verkiezingen van de dag daarvoor. Dat is inderdaad niet lang geleden.
Ondertussen beginnen de Brexit-onderhandelingen eindelijk over een week. Dat wordt een tweejarig proces tijdens welke iedere dag 2000 jongeren in het Verenigd Koninkrijk 18 worden en 1500 ouderen sterven. Maar dat weerhield mijn volk er niet van om de Liberal Democrats voor gek te verklaren toen ze het voorstel deden dat er aan het eind van het proces over de Brexit Deal gestemd zou kunnen worden – datmaal niet op basis van speculatie, maar op basis van duidelijkheid over wat er met de beste intenties te bereiken viel.